-
1 I'm all at sixes and sevens
-
2 all over the shop
overal; helemaal in de war, de kluts kwijtall over the shopdoor elkaar, her en der -
3 be off
verdwijnen, weggaanbe off1 〈 informeel〉ervandoor zijn/gaan 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ vertrekken, weg zijn, wegwezen; 〈 sport〉 starten, weg zijn; beginnen 〈 in het bijzonder te praten〉♦voorbeelden:1 when he saw Sue, John was off • toen hij Sue zag, nam John de benen〈 sport〉 and they're off! • en weg zijn ze!be off to a bad start • slecht van start gaanbe off with you • maak dat je wegkomtbe off! • scheer je weg!be better/worse off • er beter/slechter aan toe zijn‘How are you off for food?’ • ‘Hoeveel voedsel heb je (nog)?’ -
4 be out of it
-
5 be out of
-
6 bearing
n. verband, betrekking; positie, ligging[ beəring]2 betekenis ⇒ strekking, draagwijdte5 houding ⇒ voorkomen; gedrag, optreden8 peiling10 ondersteuning ⇒ steunpunt, draagvlak♦voorbeelden:have no bearing on • los staan van -
7 come
v. komen; aankomen; tot een oplossing komen; eindigen, tot bevrediging komencome1————————come21 komen ⇒ naderen, nader(bij) komen3 beschikbaar zijn ⇒ verkrijgbaar zijn, aangeboden/geproduceerd worden5 meegaan6 gebeuren7 staan ⇒ komen, gaan8 zijn9 beginnen ⇒ gaan, worden♦voorbeelden:the time will come when … • er komt een tijd dat …in the years to come • in de komende jarenshe came running • ze kwam aangerendcome aboard • aan boord komenthe train is coming • de trein komt eraanI'm coming! • ik kom eraan!〈 spreekwoord〉 first come, first served • die eerst komt, eerst maalt5 are you coming? • kom je mee?(now that I) come to think of it • nu ik eraan denk〈 informeel〉 how come? • hoe komt dat?, waarom?it comes rather easy • het is nogal gemakkelijkcome loose • loskomen, losgaanit has come to be used wrongly • men is het verkeerd gaan gebruikencome to believe • tot de overtuiging komencome to know someone better • iemand beter leren kennenthe life to come • het leven in het hiernamaalsshe doesn't know whether she is coming or going • ze is de kluts kwijtcome home to roost • zich keren tegen (de aanstichter), zich wrekencome now! • kom, kom!, zachtjes aan!come home to someone • tot iemand doordringencome near to tears • bijna in tranen uitbarstencome together • het eens worden, een geschil bijleggencome near doing something • iets bijna doen→ come about come about/, come across come across/, come after come after/, come again come again/, come along come along/, come apart come apart/, come around come around/, come at come at/, come away come away/, come back come back/, come before come before/, come between come between/, come by come by/, come down come down/, come for come for/, come forward come forward/, come from come from/, come in come in/, come into come into/, come of come of/, come off come off/, come on come on/, come out come out/, come over come over/, come round come round/, come through come through/, come to come to/, come under come under/, come up come up/, come upon come upon/ -
8 get tied (up) into knots (over)
van de kook/de kluts kwijt raken (van/over) -
9 knot
n. knoop ; kwastknoop; contact; uitstulping; groep; ingewikkeld probleem; zee-knoop (komt overeen met 6076 voet)--------v. knopen; verbinden; verwikkelen; in de knoop rakenknot1[ not] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ get tied (up) into knots (over) • van de kook/de kluts kwijt raken (van/over)→ Gordian knot Gordian knot/————————knot2〈 knotted〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)knopen ⇒ (vast)binden, een knoop leggen in2 dichtknopen/binden -
10 know
n. kennis, op de hoogte zijn van--------v. weten; kennen; voorstellen; begrijpen; verstaanknow1[ noo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————know21 weten ⇒ kennis hebben (van), beseffen♦voorbeelden:for all I know he may be in China • misschien zit hij in China, weet ik veel/wie weetknow who's who • alles van iedereen wetennot that I know of • niet dat ik weetI know of her, but I don't know her • ik heb van haar gehoord, maar ik ken haar niet¶ not know what hit one • volkomen de kluts kwijt/van de kaart zijnnot know where/which way to turn • niet weten waar je blijven moet, je geen raad weten〈 informeel〉 don't you know • hè, toch, niet waaryou know what/something? • zal ik je eens wat vertellen?〈 informeel〉 (well) what do you know (about that)? • wat zeg je (me) daarvan?, nou ja!, asjemenou!know better than to do something • (wel) zo verstandig zijn iets te latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kennen ⇒ bekend/vertrouwd zijn met2 kennen ⇒ ondergaan, ervaren3 herkennen ⇒ (kunnen) thuisbrengen/identificeren♦voorbeelden: -
11 lose/be out of one's bearings
lose/be out of one's bearings -
12 not know what hit one
volkomen de kluts kwijt/van de kaart zijn -
13 she doesn't know whether she is coming or going
English-Dutch dictionary > she doesn't know whether she is coming or going
-
14 six
adj. zes, zesde, 6--------n. zes, zestal, 6[ siks]♦voorbeelden:it is six o'clock • het is zes uurarranged by sixes • per zes geschikteverything is at sixes and sevens • alles is helemaal in de warit's six of one and half a dozen of the other/ six and two threes • het is lood om oud ijzer→ knock knock/ -
15 in a fog
de kluts kwijt; in de mist
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский